Biodiversiteit: evaluatie van indirecte effecten van herbiciden op ecologische voedselpiramides
Biodiversiteit speelt een fundamentele rol in het behoud van de gezondheid van onze ecosystemen en het welzijn van de mens.
Als gevolg van dringende wereldwijde uitdagingen, met name klimaatverandering en het toenemende ruimtebeslag in steden, wordt er steeds meer nadruk gelegd op het behoud van biodiversiteit en groeit het bewustzijn van het belang ervan.
Landbouw en biodiversiteit zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Voor gezonde gewassen zijn bijvoorbeeld vruchtbare bodems en nuttige insecten zoals bestuivers nodig. Voor het behoud van productieve gewassen zijn over het algemeen gewasbeschermingsmiddelen nodig, zoals glyfosaat. Deze producten spelen een cruciale rol in het beheren en beperken van de impact van verschillende plagen, ziekten en onkruid die de opbrengst en kwaliteit van gewassen negatief kunnen beïnvloeden.
Hoewel er een voortdurende discussie is over benaderingen om indirecte effecten van gewasbeschermingsmiddelen via trofische interacties op de biodiversiteit te beoordelen, zijn er momenteel geen internationaal overeengekomen richtlijnen voor risicobeoordelingen en ontbreekt het aan overeengekomen specifieke beschermingsdoelen. Ondanks het ontbreken van EFSA-richtlijnen werd de Groep vernieuwing glyfosaat (GRG) door de Groep beoordeling glyfosaat (AGG) gevraagd om dit belangrijke onderwerp in zijn verlengingsdossier te behandelen.
In het glyfosaatdossier voor 2020 heeft de GRG een ecologische risicobeoordeling ingediend waaruit blijkt dat het risico van indirecte effecten buiten het veld aanvaardbaar laag is na toepassingen in het veld volgens de voorgestelde goede landbouwpraktijken (GLP).
In de conclusies van de collegiale toetsing van de ecologische risicobeoordeling voor glyfosaat erkende de EFSA dat er op EU-niveau geen overeengekomen specifieke beschermingsdoelen zijn en dat er op basis van de beschikbare informatie geen harde conclusies kunnen worden getrokken over dit aspect van de risicobeoordeling. Voorts werd geconcludeerd dat risicobeheerders op het niveau van de lidstaten de noodzaak en doeltreffendheid van risicobeperkende maatregelen (bijvoorbeeld compenserende maatregelen) in landbouwintensieve omgevingen moeten onderzoeken.
Gezien de verschillen in de habitatvereisten van soorten in de EU en de noodzaak om risicobeperkende maatregelen af te stemmen op het land en de soort, is de GRG het ermee eens dat het minimaliseren van het potentieel voor indirecte effecten via trofische interacties, voornamelijk als gevolg van effectieve onkruidbestrijding in het veld, op verantwoordelijke wijze moet worden aangepakt door risicobeheerders op het niveau van de lidstaten.